Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [11]Verder zeide de Filistijn: [12]Ik heb heden de slagorden van Israel gehoond, [zeggende]: Geeft mij een man, dat wij te zamen strijden! 11. Te weten, toen hij zag dat er niemand uitkwam om met hem te vechten. 12. Te weten, dewijl ik hen uitgeroepen heb, om een uit te zenden, die tegen mij alleen zou komen strijden, en daar is niemand onder hen allen, die dat durft bestaan. Dit zal hun een eeuwige schande en verwijt zijn; wat mij aangaat, ik heb, enz.